Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [98]Men geeft loon aan alle hoeren; maar gij geeft [99]uw loon aan al uw [100]boelen, en gij beschenkt ze, opdat zij tot u [101]van rondom [102]zouden ingaan [103]om uw hoererijen. 98. Hebreeuws, zij geven; te weten de hoereerders. 99. Te weten zowel in het bekomen en verkrijgen van de vreemde goden en de wijze om die te dienen, als om afgodische verbonden met de heidenen te maken. 100. Hebreeuws, liefhebbers, of minnaars; alzo in het volgende. 101. Dat is, van alle steden en landen. 102. Zie van deze manier van spreken Gen.6:4. 103. Dat is, om met u hoererij te bedrijven.